Godsdienstvrijheid. Het is één van onze grootste verworvenheden. Eén van de belangrijkste artikelen uit onze grondwet. Helaas zijn we het er niet over eens wat het nou precies inhoudt…
Bij het CDA-congres, waar werd gestemd over deelname aan kabinet Rutte-1, ging het verdomd weinig over Rutte, verdomd weinig over zijn VVD, en zelfs verdomd winig over het CDA zelf. Het hete hangijzer was, voor zowel voor- als tegenstanders van het kabinet, de samenwerking met de PVV. En waarom? Er kwamen veel argumenten voorbij, enkele goede en ook erg veel slechte argumenten. Maar één van de terugkerende thema’s was toch wel het waarborgen van godsdienstvrijheid. Dát, zo bezwoeren Verhagen, Bleker en Van Bijsterveld, zou bij deze christen-democratische partij altijd in goede handen zijn. Maar is dat zo? Het probleem is dat het afhangt van je definitie.
In grote lijnen zijn hierover twee opvattingen:
1) Een religieus geloof mag niet op arbitraire gronden tegengewerkt worden. Wetten mogen niet specifiek bedoeld zijn om een bepaald geloof onmogelijk of strafbaar te maken. Wel moet iedereen zich gewoon aan de wet houden. (ongeveer de D66-variant)
2) Een religieus persoon moet ten alle tijden in staat zijn om zijn of haar geloof te belijden. Er moet een balans gevonden worden tussen deze vrijheid en het gelijkheidsbeginsel. (ongeveer de variant van de christelijke partijen)
Je ziet duidelijk dat de eerste variant veel restrictiever is voor gelovigen, en dat de tweede variant ze meer vrijheid geeft. Zo maken de ChristenUnie en de SGP, en in iets mindere mate ook het CDA, zich er al tijden hard voor dat christelijke scholen homoseksuele leraren mogen ontslaan en dat christelijke ambtenaren mogen weigeren homohuwelijken te voltrekken. Pogingen dit aan banden te leggen worden afgedaan als ‘doorgeschoten gelijkheidsdenken’, en in strijd met de vrijheid van religie en de vrijheid van onderwijs. Dit is dus de godsdienstvrijheid waar Verhagen zich zo hard voor in heeft gezet. Geen millimeter heeft hij geweken. Dus dan zal het met de eerste variant ook wel goed zitten, toch?
Daar wringt hem dus de schoen. Terwijl regeer- noch gedoogakkoord scholen gaat dwingen andersgeaarden in dienst te houden, staan er wel degelijk maatregelen in die zich op een specifieke religie richten. En raad eens welke religie… In zowel het regeer- als het gedoogakkoord staat: “Het kabinet komt met een voorstel voor een algemeen verbod op gelaatsbedekkende kleding zoals boerka’s. In voorschriften wordt opgenomen dat de politie en leden van de rechterlijke macht geen hoofddoek dragen”. Onder ‘gelaatsbedekkend’ kunnen in theorie ook bivakmutsen vallen, maar toch worden boerka’s expliciet genoemd. Over het hoofddoekjesverbod onder bepaalde overheidsinstanties bestaat al helemaal geen twijfel. Daar wordt een religieus symbool van een specifieke religie verboden. Daarmee voldoet het dus niet eens aan de D66-variant.
De vraag is dus, welke variant is dé variant?
De eerste variant lijkt veel op de andere basisvrijheden. Net als bij etniciteit, geslacht en geaardheid, is een religieuze overtuiging iets waar de persoon in kwestie weinig aan kan veranderen. Net als homoseksuelen kunnen gelovigen doen alsof, maar de staat kan niks afdwingen over de gedachtenwereld van haar inwoners. Dat zou thoughtcrime zijn, en dat begrip heeft niks te zoeken in onze wetboeken. En hoewel gelovigen zich gewoon aan de wet dienen te houden, zijn ze gevrijwaard van wetten die specifiek tegen hun religie zijn gericht. Na een bescheiden eeuwigheid van religieuze onderdrukking valt hier wat voor te zeggen. Het is, net als de andere basisvrijheden, een manier om minderheden te beschermen tegen de meerderheid. Als een meerderheid van de bevolking zou willen dat alleen blanken voor in de bus mogen zitten, dan voorkomt de grondwet dit.
De tweede variant geeft gelovigen tot op zekere hoogte het recht de basisrechten van anderen te negeren. Met de enkele feit-constructie is het mogelijk homoseksuelen te ontslaan, zodra er maar een smoesje bij verzonnen wordt. Als het daadwerkelijk over botsende basisrechten zou gaan is dit begrijpelijk, maar in de grondwet staat het volgende:
Artikel 1: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
en:
Artikel 6: Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Ofwel, godsdienstvrijheid houdt helemaal niet in dat gelovigen de wet mogen overtreden, en daaronder valt ook het discrimineren van minderheden. Daarnaast is de tweede variant openlijk discriminatoir, omdat het ongelovigen rechten ontzegt die gelovigen wel krijgen. En misschien wel het allerbelangrijkste bezwaar is dat er geen logische begrenzing op zit. Een groepje nostalgische spirituelen hoeven de religie van de Maya’s maar uit de mottenballen te halen om te ontdekken dat we het misschien toch niet zo’n geweldig idee vinden als ze hun vrijheid van religie-uiting aanwenden om elke avond een jonge man te offeren aan de zon in de hoop dat deze de volgende dag weer zal opkomen. Tussen deze barbarij en het discrimineren van een andersgeaarde ligt een hellend vlak. De enige absolute norm die we hier aan kunnen wenden is de wet. En de wet, zoals we hebben gezien, is duidelijk over discriminatie. Anders zullen de hypothetische neo-Maya’s, met recht, kunnen stellen dat ze worden gediscrimineerd als ze geen mensoffers mogen brengen.
Dat bovenstaande passages uit het regeerakkoord eigenlijk al langer bestonden, en nu alleen met een uitroepteken gerecycled worden zodat Wilders iets aan z’n achterban kan laten zien, doet nauwelijks ter zake. Evenmin doet het ter zake dat werkgevers sowieso hoofddoekjes mogen weigeren als ze die niet representatief vinden, net als mensen met tattoos. Waar het om gaat is dat het CDA, met het ondertekenen van dit akkoord, de ene geloofsvrijheid inruilt voor de andere. Daarmee bewijst het, ondanks de tranen, de oplopende emoties en de grote woorden op het congres, niet door één deur te kunnen met godsdienstvrijheid…
In opvatting 2 (de variant van de christelijke partijen) staat: “Er moet een balans gevonden worden tussen deze vrijheid en het gelijkheidsbeginsel”
Dit is dus eigenlijk waar het allemaal om draait: dat gelijkheidsbeginsel is vastgelegd in artikel 1 van de grondwet. Iedereen die meent zich de vrijheid te mogen aanmeten een interpretatie te geven aan dat gelijkheidsbeginsel door het in een zelfgekozen balans te brengen met wat zijn of haar geloof tot norm heeft verheven overtreedt dus daarmee artikel 1 van de grondwet. Alleen als je echt onpartijdig bent (ergo: niet spreekt uit hoofde van een politieke partij of geloofsgemeenschap) zou je dus een uitspraak mogen doen over de mate waarin deze balans willens en wetens in onbalans is gebracht. Zo wordt het ook weer duidelijk waarom Vrouwe Justitia wordt afgebeeld met een blinddoek en een weegschaal.