Tien argumenten die we nooit meer willen horen in discussies over religie

Bron: dimland.blogspot.com

Discussies over religie gaan altijd wat moeizaam. Iedereen heeft er wel een mening over, en weinig mensen staan er echt voor open om deze aan te passen. Zulke gesprekken worden nog eens extra bemoeilijkt door een aantal standaardstellingnames die bijna altijd ingenomen worden zonder dat ze echt iets bijdragen aan de discussie. Ik zet er, samen met Marije Verkerk, tien op een rij.

1 ) “Religie is meer iets voor achter de voordeur.”

Dit wordt vaak gezegd om aan te geven wat de status van religie zou moeten zijn: een privékwestie waar anderen vooral geen last van moeten hebben. ‘Last hebben’ betekent dan vaak: er op wat voor manier dan ook iets van merken. Behalve dat dit vooral een indicatie is van buitengewoon lange tenen, is het ook een onhoudbare eis. Wat voor en achter de voordeur gebeurt, zijn geen gescheiden werelden. Goed, binnenshuis mag je dingen als naaktlopen of je bananenschil naast de prullenbak gooien. Dingen die in het openbaar storend zouden zijn. Maar vrijheid van meningsuiting geldt binnen én buiten, ook als die mening inhoudt dat je als de sodemieter via Jezus moet worden gered. Andersom mag achter de voordeur niet opeens van alles uit naam van religie. Vrouwenbesnijdenis is ook daar strafbaar.
Een andere reden waarom deze uitspraak ongeldig is, is dat mensen zich per definitie laten leiden door overtuigingen en impulsen, die bij gelovigen beïnvloed worden door geloof. Anders gezegd: als een christen naar buiten stapt is hij nog steeds christen en zal hij in bepaalde situaties handelen naar zijn geloof. Of dat nu inhoudt dat hij een kruisje draagt, een kerk bezoekt, dat hij een op zondag geopende winkel boycot, geld geeft aan een bedelaar, oude spullen aan het Leger des Heils schenkt, of stemt op een confessionele partij of politicus: al deze dingen kunnen gemotiveerd zijn door geloof. Het is absoluut onmogelijk, en zeer onwenselijk, voor een staat om te controleren of mensen in de openbare ruimte wel handelen uit seculiere overwegingen. Kortom: de stelling dat geloof achter de voordeur hoort simplificeert geloof tot een stel tastbare en zichtbare symbolen en handelingen die verstopt moeten worden, terwijl geloof op een veel complexer en indringender manier doorwerkt in allerlei aspecten van het leven. En dat leven is niet zomaar in te delen in privé en publiek; deze beïnvloeden elkaar en lopen in elkaar over.

2 ) “Dit is een vertekend beeld van islam/christendom/etc, want ik ben moslim/christen/etc, en dit geloof ik niet.”

Deze opvatting getuigt van een nogal arrogante instelling. Blijkbaar neemt de spreker zichzelf als maatstaf voor zijn religie als geheel. Het staat hem natuurlijk vrij te oordelen over andermans geloof, en te denken dat zijn eigen geloof het enige juiste is (dit lijkt me zelfs een bijna onontkoombare mening; zou je anders niet iets anders geloven?). Maar feitelijk stellen dat er één vorm van geloven is en dat de rest niet voldoet, is onzinnig. Een gelovige kan niet zijn eigen overtuigingen als norm stellen voor de hele religie waar deze deel van uitmaken. Ook niet, zoals dit vaak gebeurt, om aanvallen op bepaalde geloofspunten (die hij allicht niet deelt) te pareren. Dat jij beter weet, maakt van de aanval geen stromanargument, en mensen die de aangevallen overtuiging wel onderschrijven, zijn waarschijnlijk even oprecht in hun geloof als jij, en even goed onderdeel van de overkoepelende religie.

In deze individualistische maatschappij is geloven nog meer dan anders een individuele zaak. Met hulp van heilige boeken, traditie, geestelijken en sociale afspraken wordt gepoogd een eenheid te scheppen, maar dit betekent niet dat zelfs maar binnen een gezin alle leden op dezelfde manier geloven. Opvoeding, sociaal milieu, en persoonlijke ervaring spelen alle een rol in de vorming van het geloof. Projecteer dit op de gemeente, het land, de denominatie, naar de gehele religie, en het wordt wel duidelijk dat het zeer onrealistisch is om te denken dat al deze mensen op dezelfde manier geloven, of dat er een objectief juist geloof is, waaraan dan maar een handjevol kan voldoen (en dat is een ruime schatting).

3 ) “Dit geloof jij, want dit staat in je heilige boek.”

Sommige gelovigen claimen inderdaad dat ze geloven in het letterlijke woord van de Koran, Bijbel of Torah, maar dat betekent niet dat dit ook zo is. Vaak kunnen deze teksten niet letterlijk geïnterpreteerd worden omdat er beeldspraak inzit, en zelfs waar dit wel kan zijn de teksten soms zo tegenstrijdig dat een consequent letterlijke interpretatie onmogelijk is. Sowieso is een letterlijke interpretatie niet meer of minder dan dat: ook maar een interpretatie. Dus je kunt er absoluut op wijzen dat Jezus de wetten uit het Oude Testament niet sec afschaft, maar dat betekent niet dat je een christen erop aan kunt kijken dat hij daardoor ook vindt of hoort te vinden dat iemand z’n eigen kinderen moet stenigen als ze de verkeerde god aanbidden. Religieuze geloofsopvattingen en mores worden zelden woord voor woord uit heilige teksten overgenomen. Er zijn eeuwen aan tekstkritiek, interpretaties, gedachtenstromingen, volksgebruiken en andere overwegingen overheengegaan. Religie buigt meestal, zij het soms met wat frustrerende vertraging, keurig mee met de Zeitgeist. Gelovigen maken zelf uit wat ze geloven, en niemand kan op basis van een boek bepalen wat ze eigenlijk zouden moeten geloven, laat staan wat ze daadwerkelijk denken. Of willen we onze gelovigen zo graag fundamentalistische theologie aanleren?
Het is ook belangrijk om te beseffen dat een geloof niet alleen bestaat uit de teksten die in een heilig boek staan. Hoewel we in het calvinistische Nederland misschien gewend zijn geraakt aan de grote rol die het woord speelt, is dat ook in de meest ‘literaire’ tradities niet het enige aspect van religie. Ouders, leeftijdgenoten, docenten, de plaatselijke voorganger, contact met andersdenkenden, de cultuur waarin iemand opgroeit, zijn allemaal in meer of mindere mate bepalen voor de inhoud van het geloof. Geloof bestaat niet alleen uit woorden, maar uit emoties, rituelen, symbolen, ervaringen… Soms is het boek veel meer een symbool dan een leidraad voor het dagelijks leven.

4 ) “Ik hang dit geloof aan, dus zijn de extremistische aanhangers van dat geloof geen echte gelovigen/interpreteren zij heilige teksten verkeerd/misbruiken zij het geloof.”

Deze gaat er, net als de tweede stelling, vanuit dat er maar één juiste vorm van geloof bestaat, namelijk die van de spreker. Dat terroristen en extremisten het geloof verkeerd gebruiken wordt gebaseerd op het eigen morele oordeel, niet op de reële ruimte van het geloof. Hoe verwerpelijk we terroristen en anderen die religieus geweld gebruiken ook vinden, dat is geen reden om te ontkennen dat religie in hun daden een rol speelt, of dat zij net zo oprecht religieus zijn als aanhangers van de meer gematigde en pacifistische varianten.
Binnen godsdiensten bestaan talloze stromingen en subgroepjes. Deze verschillen met elkaar van mening over fundamentele en futiele zaken, maar zij zijn alle nog steeds deel van de overkoepelende godsdienst. Zij delen tradities, overtuigingen, rituelen en heilige geschriften. Zij geven daar allemaal hun eigen interpretatie aan, en vormen zo een enorme variëteit aan religies. ‘Christendommen’ en ‘islams’ zijn eigenlijk meer accurate beschrijvingen dan ‘het christendom’ en ‘de islam’. Dat daar mensen tussen zitten die het geloof zodanig interpreteren dat het geweld rechtvaardigt, of die naast hun gelovig-zijn ook terrorist zijn, is een getuigenis van de flexibiliteit (of: hypocrisie, of: menselijkheid) van religie.

5 ) “Ik zie de islam niet als een religie, maar eerder als een (politieke/haatdragende) ideologie.”

Dit argument komt de laatste jaren steeds vaker voorbij. Geheel ten onrechte. Religie en ideologie zijn namelijk geen categorieën die elkaar uitsluiten. Sterker nog: een religie is bijna per definitie ook een ideologie, en als een ideologie samengaat met geloof in een god is het bijna per definitie een religie. Een schijntegenstelling en een nondiskwalificatie dus. Ook de toevoeging “politieke” of “haatdragende” doet er niks aan af. Ook het christendom kent een politieke en haatdragende stromingen. Daar reken je een heel geloof niet op af. Voor een langere uitleg, zie een eerdere blogpost.

6 ) “Wetenschap/atheïsme is ook maar een geloof.”

Een interessante stelling, die suggereert dat ‘gewoon een religie zijn’ geen aanbeveling is, meestal gebruikt door religieuzen om aan te tonen dat… ja, wat eigenlijk? Er geen bewijs bestaat voor de stellingen van atheïsten? Wetenschap een kwestie van geloof is? Logisch gevolg van deze gedachtegang is dat hetzelfde geldt voor geloof, waarmee de discussie precies niets is opgeschoten.

Naast dat het dus een dubbelzinnig verwijt is, is het ook onjuist.
Atheïsme is geen religie, want atheïsme is geen geloofssysteem, heeft geen morele claims, geen rituelen, geen geloof in een persoonlijk of abstract opperwezen (min of meer het punt)… kortom, het enige wat atheïsme met veel religies gemeen heeft, is dat het een opvatting heeft over het bestaan van een of meerdere goden. Atheïsme is: niet geloven dat er een god bestaat. Daar wordt in discussies door beide kanten veel bij gehaald, tot het soms lijkt of atheïsme louter bestaat uit evolutiebiologen. Hoewel er vast een correlatie bestaat tussen een atheïstisch wereldbeeld en de mate van vertrouwen in wetenschap, moeten deze dingen wel onderscheiden worden als er labels worden uitgedeeld.

Wetenschap is ook geen religie. Wetenschap is kennis vergaren met behup van controleerbare, herhaalbare, falsifieerbare en betrouwbare onderzoekstechnieken. En ja, soms gaan daarin dingen mis, mensen zijn namelijk niet onfeilbaar en ego’s kunnen nog wel eens verblinden bij het interpreteren van de resultaten. Het falsifiëren van een theorie is echter geen teken van wetenschappelijk falen. Het is een teken van wetenschappelijk succes. Het betekent dat de goede redenen die men tot dan toe had om in een bepaalde theorie te geloven, vervangen zijn voor betere redenen om die theorie aan te passen of te verwerpen. Wetenschap draait niet om geloof in afzonderlijke theorieën, het draait om geloof in de fundamenten van onderzoek, de al genoemde falsifieerbaarheid, herhaalbaarheid, betrouwbaarheid en controleerbaarheid. De natuur van die fundamenten maakt het mogelijk dat goede wetenschap open staat voor controle en verbetering. Hiertegenover staat dat veel religieuze claims (niet alle, maar wel degenen die zich graag tegen de wetenschap richten) zich ontrekken aan controle. Zij worden veel vaker getoetst aan traditie of persoonlijke interpretatie. Niets mis mee, maar geen geldige grond om andermans opvattingen te kritiseren. (Overigens is het opvallend hoe gretig het predikaat ‘wetenschappelijk bewezen!’ ook in deze kringen wordt gebruikt zodra het maar even mogelijk lijkt).

7 ) “Ja! Maar! Kruistochten!”/”Ja! Maar! Stalin!”

Atheïsten en christenen verdoen vreselijk veel tijd met het vraagstuk welke opvatting de hoogste bodycount heeft. Niet voor niets is er een opzichtig getouwtrek over de vraag of Adolf Hitler gelovig was. Het is om te beginnen een randdiscussie, omdat het niet gaat om iets dat het bestaan van God meer of minder plausibel maakt. Al had Hitler zes miljoen joden hoogstpersoonlijk en expliciet uit naam van het atheïsme de strot doorgebeten, het zou het bestaan van God geen greintje aannemelijker maken. Al injecteerde de Paus hoogstpersoonlijk alle Afrikaanse babys met HIV, het toont niets meer aan dan de misdragingen en ideologische domheid van het aardse instituut. Daarnaast blijft het meestal bij de constatering dat gelovige zus en ongelovige zo veel doden op z’n geweten heeft, zonder een aannemelijk causaal verband te schetsen tussen het wereldbeeld en de daden. Stalin zag religie als een ideologische rivaal (staatsatheïsme gaat vaak samen met een totalitaire staatsideologie juist omdat het geen ideologie is, en dus ook geen ideologische concurrent), en theocratieën hebben ook vele geopolitieke motieven. Dan zegt het niet eens iets over het bestaan van God, maar zelfs niets over de wenselijkheid daarvan. Zulke argumenten gaarne alleen gebruiken als je bereid bent in verregaande mate causale verbanden aan te tonen. Dit gebeurt zelden tot nooit, terwijl het in vrijwel elk debat over geloof de kop opsteekt. Derhalve: ga over nuttigere dingen discussiëren want die zijn er in overvloed.

8 ) “Je perkt m’n geloofspraktijken in, waarom mag ik niet gewoon geloven wat ik wil?”

De fout in deze stelling zit al in de vraag. Religie bestaat meestal uit een combinatie van geloof en praktijk. Geloof is vrij, praktijk gebonden aan regels, simpelweg om samenleven met elkaar mogelijk te maken. Hoewel dit toch heel duidelijk is, toch een voorbeeld ter illustratie. Je mag geloven dat vrouwen minderwaardige mensen zijn, maar je mag er niet naar handelen. Waarom niet? Omdat het de vrijheid en integriteit van vrouwen zou inperken. Op den duur leidt dit er wellicht toe dat het geloof in de minderwaardigheid van de vrouw afneemt. Praktijk en geloof zijn immers niet compleet gescheiden.
Iedereen die gelooft dat godsdienstvrijheid inhoudt dat godsdienstig gemotiveerde handelingen meer vrijheid zouden moeten krijgen dan normaal door de wet wordt toegestaan, is een tegenstander van echte godsdienstvrijheid.

9 ) “Gelovigen zijn dom/wetenschappelijk ongeletterd.”

Ja, het klopt dat ongelovigen gemiddeld iets hoger opgeleid zijn dan gelovigen. En ja, onder Nederlandse hoogleraren zijn atheïsten oververtegenwoordigd en christenen ondervertegenwoordigd. Dat zegt verder niet heel veel over gemiddelden. En de gemiddelden zeggen zelfs niet alles over daadwerkelijke intelligentie, omdat er ook andere factoren meespelen. Allereerst zijn de intelligentste gelovigen intelligenter dan minimaal 99,9% van de ongelovigen, en de domste ongelovigen dommer dan minimaal 99,9% van de gelovigen. Daarnaast kunnen zelfs gelovigen die algemeen geaccepteerde wetenschappelijke claims verwerpen zeer bedreven wetenschappers zijn in andere velden. Er is geen enkele reden waarom een creationist geen briljante chemicus, fysicus of wiskundige kan zijn. Voorbeelden te over. Geloof in de evolutietheorie is overigens ook geen betrouwbare graadmeter van iemands intelligentie. Creationisme is redelijk veelvoorkomend onder leden van de Protestantse Kerk Nederland, maar volgens cijfers van het CBS (p. 72) hebben zij gemiddeld het hoogste inkomen van alle Nederlanders, wat doorgaans samenhangt met opleidingsniveau. Daarnaast geloven veel mensen ook in evolutie zonder dat ze daadwerkelijk snappen hoe het werkt. Een wetenschappelijk onderlegde creationist snapt evolutie waarschijnlijk beter dan een substantieel deel van de ongelovigen. Ook verhelderend is een grafiek die het gemiddelde IQ en de gemiddelde religiositeit per land verbindt, en laat zien dat laag IQ (wat toch wel enigszins correleert met de hoogte van genoten opleidingen) bijna geheel in de sterk religieuze hoek zit, maar dat het voor de rest geen invloed lijkt te hebben. Op 10% ongeloof is een bevolking gemiddeld niet dommer dan op 85%. Dat de laagst opgeleiden in de derde wereld wonen, en een sterkere hang naar geloof hebben is een bekend fenomeen. Bij meer welvaart daalt doorgaans de emotionele behoefte aan religie. Als je een gelovige iets doms hoort zeggen, val dat standpunt dan aan, en niet de hele gelovige.

10 ) “Hij is geen theoloog, dus is hij niet bevoegd uitspraken over God te doen.”

De overkoepelende denkfout die spreekt uit deze stelling, vaak geponeerd met Nieuwe Atheïsten zoals Richard Dawkins in het achterhoofd, is dat God überhaupt binnen iemands expertisegebied valt. Daar het bestaan van God onbewezen is, kan Hij lastig door welke faculteit of vakgroep dan ook geclaimd worden. Een theoloog is pas expert op dat gebied als men de vooronderstelling heeft dat er op basis van een bepaalde heilige tekst of traditie wat zinnigs over Hem te zeggen valt, wat geenszins hard te maken is. Afhankelijk van de aangehangen godsdefinitie zijn er legio wetenschappelijke disciplines die veel eerder in aanmerking komen dan de theologie. Zo hebben een geoloog en een evolutiebioloog behoorlijk wat te zeggen over de God van het letterlijk geïnterpreteerde Genesis 1, namelijk: die is wetenschappelijk zo goed als uitgesloten. De theoloog kan hierbij dus slechts terugvallen op gefalsifieerde bronteksten. Hij kan deze welliswaar ontfalsifieren door interpretatielagen toe te voegen, maar hij kan niet met enige mate van geloofwaardigheid zijn heilige teksten gebruiken om de wetenschap tegen te spreken over aspecten van een mogelijke god die binnen het bereik van de wetenschap liggen. Een theoloog heeft zeer zeker een kennisgebied, maar dit omvat niks dat aantoonbaar verband houdt met een god die daadwerkelijk bestaat. Dit betekent overigens niet dat een theoloog geen recht van spreken heeft wanneer Richard Dawkins cum suis zich begeven op het gebied van de bijbelse tekstkritiek, de kerkgeschiedenis of de vertaling uit het Latijn, Grieks of Aramees.

18 gedachtes over “Tien argumenten die we nooit meer willen horen in discussies over religie

  1. Ha die Jan!

    Ik had de 10 stellingen met enig ‘leedvermaak’ kunnen gelezen, maar dat heb ik niet gedaan, want daar hebben jullie teveel argumenten pro en contra voor verzameld. Ik denk dat Steiner als wetenschapsfilosoof er een “uitmuntend” voor over zou hebben gehad. Je begrijpt misschien nu de ‘..’ uit mijn openingszin?

    Iets anders: Je kent Kuhn, die het paradigma heeft bedacht? Vandaar, dat sommige zachte wetenschappers (vnl uit de psychologie, theologie en filosofie) wel begrijpen, wat hij gedacht moet hebben. Bij een selecte groep harde wetenschappers, die “gezellig” met elkaar afspreken wat wel en niet hard wetenschappelijk mag zijn. Ik denk, dat grote groepen zachte wetenschappers zich gediskwalificeerd moeten hebben gevoeld.

    Over wetenschap en falsifieerbaar: Ik heb ooit is een overzicht gelezen met plagiaat en fraudezaken. Begaan door zgh. harde wetenschappers. Het was in de tijd dat de ‘koude kernfusie’ werd ontmaskerd…
    Het was een schier oneindig overzicht. Die niet terug zijn te voeren tot moedwillig lopen sleutelen aan zgn ‘dubbelblind’ bewijsmateriaal. Maar eerder tot: ‘De wens is de vader van de gedachte..’ Kortom, de uitkomst stond alvast; nu alleen nog het bewijsmateriaal erbij bedenken.

    Trouwens, theologen van orthodoxe origine doen dat ieder jaar rond kerstmis. Zie, de stempel die nu in de buurt van Jeruzalem is gevonden. Zoiets is dan direct een (hard) bewijs, dat de bijbel toch een authentiek boek of verhaal is. Ik hoorde dit gisteravond van een bevriende duivenmelker, wiens dochter en zoon theoloog zijn. Je lacht je toch een rotje.

    Maar, ik ben het van harte met jullie stellingen eens. Wellicht een ludiek idee om ze aan de stadspoort van Leiden of Utrecht vast te timmeren, zoiets als Luther heeft gedaan?. Al waren er dat wel iets meer, maar ik vind 10 wel zo overzichtelijk. Om daarna een stukje te schrijven over de wijsheden van Calvijn, want zonder hem hadden we in ons land nog geleefd onder het juk van ’t vaticaan..! Of zou die eer te beurt vallen aan Willem de Zwijger? Maar goed, mijn geheugen en kennis laat mij op dit punt in de steek hahaha

    Ik zou het heel veel mensen willen aanraden om jullie lijstje is goed in op te nemen, want het staat voor een nieuwe vrije manier van geloof- of godsbeleving. Tenminste, zo heb ik het gelezen. En dan doel ik voornamelijk op de -een na- laatste alinea bij Marije. Daar heeft ze het op die manier samengevat of geconcludeerd.

    Rob

    PS. Ik zelf heb helemaal niks tegen mensen, die niet hun neus in welk religieus boekwerk dan ook steken. Als ze dit dan maar doen in hun hart. Niet voor mij maar voor zichzelf.

    Ik vind het toch wel even leuk om je te vertellen. De bevriende duivenmelker, die mij overigens 1x per week belt. Die vroeg mij hoe ik toch steeds maar kan praten over het bestaan van engelen enz. Om een lang telefoongesprek, hier, kort weer te geven: “…die verhalen over god en de engelen, die ik vertel en schrijf, die put ik uit mijn hart. Bijvoorbeeld als ik bij Lukas lees, dat de Christus ons is voorgegaan…ect. Dan geloof ik dat maar snappen doe ik het niet. En dan houd ik het voor aan mijn hart. Dan komt er een toelichting of uitleg in mijn hoofd. En dan ga ik langzamerhand inzien. Dat jij, ik, ieder religieus boek kunnen gebruiken als een soort schoenlepel, waarmee je je eigen hart kunt openen. En als je dan bereid bent om je eigen kleine ego-oordeel even stil te houden. Dan heb je 1 op 1 de kans op een pracht van een stukje kosmische wetenschap.”

    Nou, dan is het even een halve seconde stil aan de andere kant van de lijn. Maar, dan schateren we het samen uit over onze vermeende kosmische wijsheden, want het blijft ten allen tijden maar mensenwerk! Om vervolgens weer over te gaan tot de volgende kosmische wijsheid. Hij, mijn duivenvriend, praat als een volleerd theoloog en ik als een volleerd kosmoloog. Samen zijn we het heel vaak eens. Mooi toch! Terwijl, ik in zijn ogen een afvallige, atheïst en/of occultist ben geweest. Ja, het kan gek lopen…

  2. Pingback: Geloven achter de voordeur « marijeverkerk

  3. punt 8 “Iedereen die gelooft dat godsdienstvrijheid inhoudt dat godsdienstig gemotiveerde handelingen meer vrijheid zouden moeten krijgen dan normaal door de wet wordt toegestaan, is een tegenstander van echte godsdienstvrijheid.”
    Soms weigeren geloven iets vanwege gewetensbezwaren. Moeten ze hiervoor strafrechtelijk vervolgd worden? Vaak niet, want hiervoor is het strafrecht niet bedoeld. Dat was b.v. de redenering van rechters m.b.t. dienstplicht van Jehovah getuigen. Strafrechtelijke vervolging zou in zo’n geval niets hebben opgelost.

    • Als gewetensbezwaarde ongelovigen in gelijke gevallen wel strafrechtelijk vervolgd worden, moet dat bij gelovigen ook gewoon gebeuren, lijkt me. Dat is rechtsgelijkheid. Of je regelt zoiets in algemene zin, of helemaal niet. Religie is geen voorwaarde voor het hebben van gewetensbezwaar.

      • Ik ben zelf niet gelovig en zelfs een beetje anti-godsdienstig, maar toch denk ik dat denk ik dat er goede redenen zijn om gelovigen in bepaalde gevallen meer te rechten te geven dan ongelovigen. Mensen met psychiatrische delusies worden door de samenleving en politie ook anders behandeld dan gezonde mensen. Godsdiensten zijn collectieve delusies en alleen vanwege het collectieve karakter geen psychiatrische stoornis volgens DSM.

      • @thinkerandtinker:
        Er zit echt een wereld van verschil tussen als individu waanbeelden hebben en waanbeelden te accepteren die door veel mensen om je heen voor waar worden aangenomen.
        Je kunt het een beetje vergelijken met verschillende soorten complottheorieën. Sommige mensen hebben achtervolgingswanen en zien overal samenzweringen. Die mensen hebben een psychisch probleem. Anderen lezen op een aantal sites dat 9/11 waarschijnlijk een inside job is, spreken met wat vrienden die daar ook van overtuigd zijn, en komen tot de conclusie dat 9/11 inderdaad een complot was. Die laatste groep is niet psychisch gestoord, maar gewoon verkeerd geïnformeerd. Je kunt het pas echt in het psychiatrische trekken als de waanbeelden in een sociaal vacuüm bestaan. Dat geldt ook voor religieuze overtuigingen. En dan volg ik alsnog niet helemaal waarom dit tot meer rechten zou moeten leiden.

      • @Jan de Beer, nou bijvoorbeeld een paranoide eindtijdbeweging die denkt dat kinderen naar school sturen slecht is. De overheid zou dit wel kunnen afdwingen, maar het middel (uithuiszetting b.v.) lijkt me erger dan de kwaal. Het lijkt me beter om ten dele mee te gaan in hun wensen en een bepaalde mate van thuisonderwijs toe te staan.

        Zoiets is ook met de Jehovah getuigen gebeurd in de jaren 70 met betrekking tot de militaire dienstplicht.

        Het kenmerk van een delusie is overigens niet dat iemand verkeerd geinformeerd is, maar dat een systeem van samenhangende implausibele overtuigingen niet voor correctie vatbaar is.

  4. Feit is dat er nog steeds flink gediscussieerd word over welke geloofsovertuiging men ook heeft en dat discussies dusdanig nog altijd flink wat teweeg doen brengen , dat zelfs mensen elkaar gaan doden en dat enkel vanwege een of ander geloof wat beschreven staat in woorden en uit meerdere boeken komt ? …

    ik wil niet weten aan hoeveel mensen levens het al aan leven gekost heeft !? maar ik vind het wel dom dat het geloof in het algemeen als zodanig wel mensenlevens kost ?!!

    ik vind enkel alleen al in dat opzicht dat men het hele geloofs gebeuren gewoon moet afschaffen , laat staan dat het een verhit discussie item moet blijven zijn , zo gaan er in ieder geval minder mensen “zinloos” ( in mijn ogen zijnde ) dood.

    je zou beter kunnen stellen van … “ik vind dit of dat onderwerp goed of slecht”… en daar dan over gaan discussieren een simpelere oplossing om van het dodelijke geloofsdiscussies af te komen…

    maargoed … ik ben maar een simpele ziel , al helemaal niet geletterd of gestudeerd persoon … zo dom in vele ogen ik dan wel mag zijn en overkomen ? …

    hmzzz ik heb nog nooit een mens gedood en laat mijn medemens nog altijd in zijn waarde…

    tsjah …. komt dat nu omdat ik een niet gelovig persoon ben ?

    • Bedankt voor je reactie.
      “Afschaffen” is niet echt van toepassing op geloof lijkt me, want tot nader order is het er gewoon (het is geen beleid dat je weer ongedaan kunt maken, het is een menselijk verschijnsel). De geloofsdiscussie is juist de grootste kans tot het vreedzaam terugdringen (of bevorderen) van geloof, en daarom moet dat debat optimaal gevoerd kunnen worden, lijkt mij, zonder misverstanden over en weer die wederzijds begrip onmogelijk maken.
      Wat bedoel je met “ik vind dit onderwerp goed of slecht”? En hoe beëindigt dat geloofsdiscussies? Bedoel je dat we dingen (zoals abortus) op hun seculiere merites gaan beoordelen? Hoe kunnen gelovigen dat buiten hun (religieuze) kijk op de werkelijkheid zien? Of begrijp ik je verkeerd?

  5. Ik lees uw 10 stellingen hierboven als een stelsel van regels die de tolerantie willen bepleiten (en niet toevallig dus ook een beetje de historische ‘Nationale Nederlandse tolerantie-trots’!). Het weze u gegund want er zijn daar een beperkt aantal redenen voor… maar overdrijf er toch maar niet mee!
    Zelf ben ik godbetert een Belg en een Bijbellezer en voorts ook een woordmens (een liedschrijvertje en een dichter). Ik heb u één en ander te vertellen. Zet u dus schrap! Want wat ik u vertellen ga is (in het ‘Schoon Vlaams’ gezegd) ‘straffe kost’!! Ik ga u namelijk ‘bekeren tot God’!
    Haaaahahahaaaa!

    Hier gaan we dan:

    Het is goed je al eens af te vragen waarom iemand eigenlijk een verhaal, eenliedje of een gedicht schrijft. Zo vroeg ik me dus ook af waarom de oude Bijbelteksten ooit werden geschreven. Ik ben dat Antieke geschrift zodoende steeds meer gaan lezen als een verzameling teksten van 42 woordmensen over een periode van ruim 10 eeuwen tot aan de eerste/tweede eeuw van de Gregoriaanse kalender.

    Zo gezien is ook deze vraag daarom zeer legitiem: als ‘God’ ons een boek had willen nalaten… waarom schreef Hij het dan niet gewoon Zélf? Kon God niet schrijven?
    En toch claimen deze oude teksten dat ‘God’ het ‘woord’ (Hebreeuwse woordmensen schreven dat met kleine letter: ‘woord’ en niet ‘Woord’!) IS: dus ‘God’ = ‘woord’ = ‘God’ = ‘Thora’ = ‘Gebod’

    Deze Hebreeuwse woordmensen schreven die oude teksten – deels uit orale overlevering – echteer op om ze op te voeren en uit te voeren… het waren dus in de ruime zin van het woord ‘theatertoepassingen’ (epische vertellingen, liedjes, gedichten, etc.) en het waren dus hun ‘mediums’ / ‘media’… het was hùn radio, hùn krant, hùn tv… en die teksten zijn dus ontstaan als de uiteindelijke (en ook steeds weer herschreven!) redactionele weergave van de zoektocht van de (Hebreeuwse) ‘mensch’ naar een legitimatie voor (soorten) ‘rechtspraak’, dus ook ‘moraal’.
    In het geval van de Bijbel: de eerste 5 Bijbelboeken heten daarom ook niet toevallig ‘Thora’ (Wet = woord = ‘God’). Later zijn de andere geschriften op die Thora gaan voortbouwen en in de tweede eeuw voor de Nieuwtestamentische ‘Christus’ raakten ze (vrij) definitief gebundeld: de ‘Tenach’ (of ‘Oude Testament’, zij het met wat andere volgorde).

    ‘Mozes’ (was het één man of een hele ‘school’ die over de eeuwen schreef en herschreef?) noem ik graag al eens de ‘eerste Ghostwriter van God’ (©ep) want ‘Mozes’ had volgens de theatertoepassingen van de Tenach (OT) ‘God’ gezien op de heilige berg en hij had Hem beschreven als ‘de Onzienlijke’.(©ep)

    Deze oude teksten waren honderden jaren lang dus veeleer afzonderlijke boekrollen geweest die a.h.w. ‘rondzwierven’ binnen de Hebreeuwse taal en cultuur (vrij letterlijk: de boekrollen werden gekopieerd en zwierven dan rond) om op- en uitgevoerd te worden.

    Alle ‘macht’ en alle ‘rechtspraak’ werd in de Oudheid ontleend aan de ‘hemelen’. Vrij letterlijk te begrijpen: het hemelgewelf boven het hoofd van de mensen. De hele vraag was dus: hoe keek je naar die hemelen? Wat was je ‘hemelbetrachting’? Waren er meerdere goden in die hemel of was er maar één goedheid? En hoe stelde je je voor?

    Die Hebreeuwse woordmensen begrepen zichzelf (al of niet terecht, dat laat ik even in het midden) als mensen met een unieke hemelbetrachting in die zin dat zij zich dat ‘niet’ voorstelden. Zij kwamen in hun hemelbetrachting tot de bevinding dat er van hun ‘God’ geen beelden (voorstellingen) konden worden gemaakt. Hùn ‘God’ moest en zou slechts (een) ‘woord’ blijven; niets meer en niets minder. En zo zag Mozes ‘God’ dus op de heilige berg en beschreef hen als onzienlijk. (©ep).
    In hun hemelbetrachting waren die Hebreeuwse woordmensen – geïnspireerd door en op hun ‘onzienlijke God’ – tot de bevinding gekomen dat ‘rechtspraak’ slechts legitiem kan zijn als de hemelen ‘volmaakt’ waren… alleen dan kan ook de ‘Wet’ legitiem zijn en alleen dan kun je er als mens en samenleving rekening mee houden.
    Zo was mocht hun ‘God’ – in tegenstelling tot mensen en hun beeldgoden – nooit als ‘tegen Zichzelf verdeeld’ worden begrepen. Op dezelfde wijze was hun ‘God’ ook anders dan mensen en hun beeldgoden ‘eeuwig’ en niet tijdelijk.
    Hun ‘God’ was dus: één, volmaakt, eeuwig en onzienlijk. Dat waren de wezenskenmerken van hun ‘God’… die dus ondefinieerbaar was en moest blijven.
    En daarop waren hun teksten gericht. Alle (religies op grond van) beeldgoden werden binnen die Hebreeuwse cultuur afgeschaft door (het geloof in) de onzienlijke ‘woord-God’ van de Hebreeuwse woordmensen. Uitzonderlijk traden ook al eens niet-Hebreeërs toe tot die overtuiging.

    In en volgens (de geschriften van) het Nieuwe Testament komt dan de vleeswording (incarnatie) van die ‘woord-God’ als mens op de wereld wonen: ‘Jezus’/’Yeshua’. De Romeinse theaterauteur Senaca was een tijdgenoot hen ‘Hem’. Seneca liet zeer vele teksten en andere bewijsstukken van zichzelf na; Jezus ‘niets’. Hij liet Zélf geen enkel geschrift na, geen enkel fysiek bewijs. Literair gezien schreef Jezus alleen iets in het zand… en we weten niet eens wat Hij daar schreef.

    Zo is ook de vleesgeworden woord-God ‘Jezus’ helemaal onzienlijk gebleven in empirische zin want “wie zijn wetten in het zand schrijft laat geen sporen na”. (©ep). In ‘Jezus’ offerde de oude Hebreeuwse ‘woord-God’ Zichzelf op aan de wereld, volgens dat (in de vierde eeuw pas definitief en officieel samengestelde) ‘Nieuwe Testament’.
    De ‘zin’ van dit alles was de idee dat mensen niet alleen geen beeldgoden meer moesten aanbidden – zodat er in de ongewisse hemelen alleen nog een woord-God overbleef – maar dat er aan die hemelen ook niet langer meer moest worden ‘geofferd’… de woord-God had met zijn laatste offer Zijn hele hemel weggeschonken.

    De eerste ‘christenen’ vierden dat en kwamen daarvoor samen in hun ‘ecclesia’… Grieks voor ‘volks- of straatparlement’… met (door ‘opzieners’ of ‘epi-skopos’) gevrijwaard spreekrecht voor iedereen zodat iedereen zijn ervaringen met en inzichten over de woord-God kon delen en toetsen aan de andere (gelijkwaardige) feestvierders tijdens die vieringen, die feesten met brood en wijn waren omdat nu ook de integrale offercultus door de oude Hebreeuwse woord-God was afgeschaft. Feest… met een feestrede: een ‘preek’ met deze Blijde Boodschap. De ‘woord-God’ had Zijn hele hemel weggeschonken. De eerste ‘ecclesia’ waren meer dan democratisch: zij waren rechtstreekse democratieën. Het is iets dat ‘kerken’ (van quasi alle merken!) niet meer graag horen in onze dagen. En ook de oude Hebreeuwse samenkomsten hadden behoorlijk democratische reflexen gehad!

    Wat voor mensen in onze dagen – los van de vraag wat ze geloven of niet – nauwelijks nog te vatten is aan die literatuur van de oude Bijbel is dat de ‘ongewisse hemelen’ in de hele Antieke tijd en de hele Antieke wereld (zeker de Oriëntaalse en Mediterrane wereld) tot zelfs aan het einde van de Middeleeuwen, is dit: ‘de ongewisse hemel KON niet ‘leeg’ zijn’ in het denken van de mensen in de Oudheid.

    Het atheïsme is – als bewuste geestesstroming – geen ‘geloof’, zoals de tekst hierboven zegt. Zeker. Maar het atheïsme is wél een hemelbetrachting! En die hemelbetrachting heeft de hemel ‘leeg’ verklaard.
    Echter: dat atheïsme is niet ouder dan ten vroegste de 16e eeuw! Het ‘begon’ in Frankrijk, overigens. Dat feit is verwarrend voor een goed begrip van de Bijbel. Immers: de oude Hebreeuwse ‘woord-God’ van de Bijbel werd in de voorbije eeuwen zodoende steeds meer uit de Bijbel gelezen als een anti-atheïst… terwijl geen enkele Bijbel-auteur tussen Mozes en Paulus ooit met ‘het atheïsme’ werd geconfronteerd. De ‘woord-God’ van de Bijbel staat enkel tegenover de ‘beeldgoden’ beschreven.
    In de teksten van het NT gaat ‘God’ dood! De ‘Eeuwige’ wordt volgens die vertellingen ‘eindig’ (en dus natuurlijk weer eeuwig, anders zou het de Eeuwige niet zijn die eindig was geworden!). ‘

    ‘Jezus’ (= ‘God’) wordt volgens die tekst verlaten door ‘God’… en dus wordt ‘God’ verlaten door ‘God’. Wie in deze ‘Jezus’ dus ‘God’ ziet… die maakt vn de Hemelse ‘God’ een ‘God-verlater’.
    Iedereen die ‘God’ verlaat is een ‘God-verlater’… dat is een ‘a-theïst’ in de strikte zin van het woord. En dus is ook ‘God’ in dat verhaal – strikt genomen – een ‘God-verlater’ geworden… een ‘a-theist’ avant la lettre…. want het woord ‘atheïsme’ is nog maar goed 4 eeuwen oud.

    Daarop steunt de hele ‘Blijdschap’ van de ‘Boodschap’.

    Zodoende is de Bijbel als volgt (‘Modern’ of ‘postmodern) te definiëren: de ‘Bijbel’ is een bundeling van teksten die vertellen en bezingen over hoe ‘God de Onzienlijke’ op de wereld alle religie is komen afschaffen in een Antieke tijd en wereld waarin de hemel niet leeg kon zijn.
    In het Ouden Testament doet de woord-God alle beeldgoden verdwijnen; in het Nieuwe Testament doet Hij alle offercultus aan de hemelen verdwijnen. de oude ‘woord-God’ staat in de Bijbel dus beschreven als een ‘Atheïst’ avant la lettre… Hij schafte alles af wat religie maar kon zijn (beeldaanbidding in het OT, offercultus in het NT) in een Antieke tijd en een Antieke wereld waarin de hemel niet ‘leeg’ kon zijn in de gedachten van de mensen. (Kan de hemel vandaag leeg zijn in de gedachten van de mensen?)
    In wezen zegt de Bijbel dus: “Halleluja, ‘God’ is een a-theïst”.

    Gelooft ‘God’ dan niet in Zichzelf?
    Juist wél! Zoals elke atheïst gelooft ook God in Zichzelf! En Hij heeft er meer reden toe dan welke atheïst dan ook want Hij is één, eeuwig, volmaakt en onzienlijk… maar net als elke atheïst blijkt God in de Bijbel toch een… ‘God-verlater’ te zijn. Daar komt niemand omheen!

    Wij leven dus in een wereld vol nutteloze tegenstellingen tussen ‘God-verlaters’ en mensen die geloven in ‘God-verlater’. Dat zeg niet ik… dat zegt de goeie ouwe ‘Bijbel’!

    • Hoi, bedankt voor je reactie.

      Het is absoluut niet bedoeld als een lijst met regels, maar meer als een analyse van welke argumenten de discussie niet bevorderen. En het doel is ook niet echt tolerantie, maar wel dat gelovigen en ongelovigen argumenten formuleren die tegen daadwerkelijke standpunten van de tegenpartij ingaan, niet tegen een stropoppenversie daarvan.

      Verder is atheïsme geen hemelbetrachting. Het enige wat een atheïst in deze definieert is dat hij/zij er überhaupt niet van overtuigd is dat er een hemel is. Het niet overtuigd zijn van een deel val een specifiek wereldbeeld kun je vrij lastig zien als een wereldbeeld, omdat er buiten dat geen enkele noodzakelijke samenhang is tussen wat atheïsten dan verder wél geloven.

      Verder waren er natuurlijk al ver voor de 16e eeuw atheïsten. Er zijn middeleeuwse bronnen bekend waarin kerkelijken ontmoetingen beschreven met mensen die niet in god/leven na de dood geloofden. De term is nog een stuk ouder, maar werd toen vaak gebruikt om mensen aan te duiden die de staatsreligie niet aanhingen (of gewoon landverraders). Dat het pas een openlijke beweging werd rond de Verlichting is een ander verhaal, maar het niet overtuigd zijn van het bestaan van goden is van alle tijden.

      • Toch even reageren want uw reactie is me veel te kort door de bocht. Uw ‘verreligieust’ de term ‘hemel’ in mijn stuk… daar zet ik me tegen af. Er is voor iedere atheïst wel degelijk een hemel boven zijn hoofd. Iets anders dan die ‘hemel’ bedoel ik niet in mijn tekst.
        Voorts: ik weet niet wat u bedoelt met ‘stropoppen-argumenten’… dat kan natuurlijk ook wel alle kanten uit. Uw eerste ‘regel’ bijvoorbeeld: religie is iets voor achter de deur. Jezus maant bijvoorbeeld aan om liever te bidden in de binnenkamer. Hoe kijkt u daar dan naar?
        Zo kan ik er nog wel enkele opgooien op grond van (alleen al) de Bijbelse literatuur.

        Dat atheïsme een overtuiging van alle tijden zou zijn geweest is een stellingname waarin de meerderheid van atheïsten u zeker niet zomaar gratuite in zullen volgen… het is in tegendeel juist een zeer hevige (en levendige) discussi onder actieve atheïsten, waarin een overgrote meerderheid van atheïsten niet geneigd is te stellen dat ‘bewust atheïsme’ (als levensbeschouwing) van alle tijden zou zijn (geweest). In India beweren ze dat… maar in India beweren ze alles (ook Jezus is daar geweest, naar ’t schijnt)… al blijft alles netjes al eeuwen in ‘kasten’ zitten, als ik m een grapje mag veroorloven.

        Democritus wordt bijvoorbeeld als de meest atheïstisiche gezien… maar Democratus ontkende de goden niet… hij vond alleen dat mensen zich er niet mee moesten bezig houden omdat de goden zich ook niet met de mensen bezig houden.

        Ik bestrijd dus uw stellingname als zou ‘niet geloven in het hogere’ (een ‘lege hemel’ dus) een vanzelfsprekendheid zijn geweest in Bijbelse tijden… verre van… meer zelfs: het was in het beste geval een zodanige zeldzaamheid dat het niet denkbeeldig is dat een Bijbelauteur ooit een ‘atheïst’ zou hebben ontmoet. Maar ik daag u uit om mij voorbeelden van atheïsme te noemen uit de Oudheid.

        Geef me eens wat voorbeelden van atheïsten uit de Oudheid. Ik sluit het niet uit… maar vanzelfsprekend was het niet. Bij de oude Grieks theater-auteurs was er kritiek genoeg op de goden… maar aan het einde van de rit moest diezelfde goden het drama toch met een ‘deus-ex-machina’ komen oplossen? Atheïsme? Niets van te bespeuren!

        Groet,

        Edwin

        (ps: gelieve enkel de verbeterde versie van mijn tekst te laten staan – met dank!)

      • U vereligieust zelf uw definitie van ‘hemel’ door het naast de metafysische religieuze versie te zetten. Anders was het in eerste instantie al een woordspelletje. Voor gelovigen zit god ook niet specifiek in de ‘hemel van de atheïst’ (boven ons hoofd), maar in een geheel andere wereld: de metafysische hemel. Dat de hemel van de atheïst in die zin leeg is, is daarmee een lege constatering. U trekt in deze reactie trouwens ook weer ‘niet in het hogere geloven’ en ‘de lege hemel’ gelijk. Daarmee ontstaat dezelfde equivocation.

        Het stropoppenargument (ofwel: stroman) is niet mijn regel (zoals gezegd: het zijn ook geen regels) maar een argument vanuit ongelovigen/secularisten dat wij vaak gebruikt zien worden. En we leggen uit waarom het geen nuttige of redelijke eis is, omdat het iemands rechten onnodig inperkt, maar ook suggereert dat wetten binnenshuis in mindere mate geldig zijn. Of iemand vanuit eigen overwegingen zelf liever z’n religie achter de voordeur houdt, heeft daar niks mee te maken. Dat staat iedereen vrij.

        Nogmaals: atheïsme is geen wereldbeeld of levensbeschouwing. Het is een gebrek aan bepaalde onderdelen van bepaalde levensbeschouwingen. Dat die mensen zich als groep manifesteren, heeft er waarschijnlijk meer mee te maken dat ze bijna overal en altijd een gemarginaliseerde minderheid zijn geweest, niet omdat ze per se meer gemeen hebben dan dat ene dingetje dat ze niet geloven. Ik beweer overigens ook nergens dat het vroeger altijd een vanzelfsprekend iets is geweest. Dat is het tot op de dag van vandaag nog steeds op de meeste plekken niet. Laat staan dat ik het over bijbelse tijden heb gehad. Wat ik zei: in de middeleeuwen waren er nietgelovigen (weerspreekt uw claim over de 16e eeuw), en voor die tijd had ‘atheïsme’ vaak andere betekenissen, wat meer met de staatsgoden (en daarmee de autoriteit van de staat) van doen had.

  6. (verbeterde versie:)

    Ik lees uw 10 stellingen hierboven als een stelsel van regels die de tolerantie willen bepleiten (en niet toevallig dus ook een beetje de historische ‘Nationale Nederlandse tolerantie-trots’!). Het weze u gegund want er zijn daar een beperkt aantal redenen voor… maar overdrijf er toch maar niet mee!
    Zelf ben ik godbetert een Belg en een Bijbellezer en voorts ook een woordmens (een liedschrijvertje en een dichter). Ik heb u één en ander te vertellen. Zet u dus schrap! Want wat ik u vertellen ga is (in het ‘Schoon Vlaams’ gezegd) ‘straffe kost’!! Ik ga u namelijk ‘bekeren tot God’!
    Haaaahahahaaaa!

    Hier gaan we dan:

    Het is goed je al eens af te vragen waarom iemand eigenlijk een verhaal, een liedje of een gedicht schrijft. Zo vroeg ik me dus ook steeds af waarom die oude Bijbelteksten ooit werden geschreven. Ik ben dat Antieke geschrift zodoende gaandeweg steeds meer gaan bezien als een verzameling teksten van 42 woordmensen over een periode van ruim 10 eeuwen tot aan de eerste/tweede eeuw van de Gregoriaanse kalender.

    Zo gezien is ook deze vraag daarom zeer legitiem: als ‘God’ ons een boek had willen nalaten… waarom schreef Hij het dan niet gewoon Zélf? Kon God niet schrijven?
    En toch claimen deze oude teksten dat ‘God’ het ‘woord’ IS (Hebreeuwse woordmensen schreven dat met kleine letter: ‘woord’ en niet ‘Woord’!) : dus ‘God’ = ‘woord’ = ‘God’ = ‘Thora’ = ‘Gebod’

    Die Hebreeuwse woordmensen schreven die oude teksten – deels uit orale overlevering – echter op als theatertoepassingen: dus om ze op te voeren en uit te voeren… het waren dus in de ruime zin van het woord ‘theatertoepassingen’ (epische vertellingen, liedjes, gedichten, etc.) en het waren dus hun ‘mediums’ / ‘media’… het was hùn radio, hùn krant, hùn tv… en die teksten zijn dus ontstaan als de uiteindelijke (en ook steeds weer herschreven!) langzaam gerijpte redactionele weerslag van de zoektocht van de (Hebreeuwse) ‘mensch’ naar een legitimatie voor (soorten) ‘rechtspraak’, dus ook ‘de moraal’. Dat geldt overigens voor wel meer religies of zelfs alle religies in de wereld.

    In het geval van de Bijbel: de eerste 5 Bijbelboeken heten daarom ook niet toevallig ‘Thora’ (Wet = woord = ‘God’). Later zijn de andere geschriften op die Thora gaan voortbouwen en in de tweede eeuw voor de Nieuwtestamentische ‘Christus’ raakten ze (vrij) definitief gebundeld: de ‘Tenach’ (of ‘Oude Testament’, zij het met wat andere volgorde).

    ‘Mozes’ (was het één man of een hele ‘school’ die over de eeuwen schreef en herschreef?) noem ik graag al eens de ‘eerste Ghostwriter van God’ (©ep). Want zie: ‘Mozes’ had volgens de theatertoepassingen (een ‘preek’ is op zich trouwens ook een theatertoepassing!) van de Tenach (OT) ‘God’ gezien op de heilige berg en hij had Hem beschreven als onzienlijk… ‘de Onzienlijke’.(©ep)

    Deze oude teksten waren honderden jaren lang dus veeleer afzonderlijke boekrollen geweest die a.h.w. ‘rondzwierven’ binnen de Hebreeuwse taal en cultuur (vrij letterlijk: de boekrollen werden gekopieerd en zwierven dan rond) om op- en uitgevoerd te worden.

    Alle ‘macht’ en alle ‘rechtspraak’ werd in de Oudheid ontleend aan de ‘hemelen’. Vrij letterlijk te begrijpen: het hemelgewelf boven het hoofd van de mensen.
    De hele vraag was dus: hoe keek je naar die hemelen? Wat was je ‘hemelbetrachting’? Waren er meerdere goden in die hemel of was er maar één godheid? En hoe stelde je je die éne godheid of meerdere godheden dan wel voor?

    Die Hebreeuwse woordmensen begrepen zichzelf (al of niet terecht, dat laat ik even in het midden) als mensen met een unieke hemelbetrachting in die zin dat zij zich van hun godheid heel bewust géén voorstellingen maakten. Hun devies was: je moet je godheid simpelweg ‘niet’ voorstellen!
    Zij kwamen in hun hemelbetrachting zodoende tot de bevinding dat er van hun ‘God’ geen beelden (voorstellingen) konden of zelfs mochten worden gemaakt… toch niet om zo’n voorstelling (afbeelding) te aanbidden of vereren. In dat opzicht keken zij erg vrijzinnig naar hun ‘God’. Hun ‘God’ bleef buiten beeld! (©ep).

    Hùn ‘God’ moest en zou dus slechts (een) ‘woord’ blijven; niets meer en niets minder. En zo zag Mozes ‘God’ dus op de heilige berg en beschreef hen als onzienlijk. (©ep).

    In hun hemelbetrachting waren die Hebreeuwse woordmensen – geïnspireerd door en op hun ‘onzienlijke God’ – tot de bevinding gekomen dat ‘rechtspraak’ slechts legitiem kon zijn als de hemelen ‘volmaakt’ waren… alleen dan kan ook de ‘Wet’ legitiem zijn en alleen dan kun je er als mens en samenleving rekening mee houden. Hun God moest dus niet enkel als ‘onzienlijk’ maar ook als ‘volmaakt’ worden begrepen want je kon net zo goed je hele rechtspraak baseren op een onvolmaakte mens als je ervan uitging dat ‘goden’ onvolmaakt weren.

    Zo konden en mochten zij hun ‘God’ – in tegenstelling tot mensen en hun beeldgoden – ook nooit als ‘tegen Zichzelf verdeeld’ worden begrepen.

    Op dezelfde wijze was hun ‘God’ ook anders dan mensen en hun beeldgoden ‘eeuwig’ en niet tijdelijk.

    Hun ‘God’ was dus: één, volmaakt, eeuwig en onzienlijk. (©ep) Dat waren de vier literaire wezenskenmerken van hun ‘God’… die dus ondefinieerbaar was en moest blijven.
    En daarop waren hun theatertoepassingen allemaal gericht. Als in een Oudtestamentische tekst bijvoorbeeld plots ‘God’ begint te spreken… dan was dat meestal het koor dat begon te zingen. Of een spreekkoor.

    Alle (religies op grond van) beeldgoden werden zodoende binnen die Hebreeuwse cultuur afgeschaft door (het geloof in) de onzienlijke ‘woord-God’ van de oude Hebreeuwse woordmensen. Uitzonderlijk traden ook al eens niet-Hebreeërs toe tot die overtuiging. (Joden-genoten genaamd en zij waren als volwaardige joden te zien door alle Joden!)

    In en volgens (de geschriften van) het Nieuwe Testament komt dan de vleeswording (incarnatie) van die ‘woord-God’ als mens op de wereld wonen: ‘Jezus’/’Yeshua’. De Romeinse theaterauteur Senaca was een tijdgenoot van deze ‘Jezus’.
    Seneca liet zeer vele teksten en andere bewijsstukken van zichzelf na; Jezus… ‘niets’!
    Hij liet Zélf geen enkel geschrift na, geen enkel fysiek bewijs. Literair gezien schreef Jezus (volgens het NT) alleen iets in het zand… en we weten niet eens wat Hij daar schreef.

    Zo is ook de vleesgeworden woord-God ‘Jezus’ tot in onze dagen helemaal onzienlijk gebleven in empirische zin maar ook in Mozaïsche zin want ‘God’ bleef buiten beeld!

    “Wie zijn wetten in het zand schrijft laat geen sporen na”. (©ep).

    In ‘Jezus’ offerde de oude Hebreeuwse ‘woord-God’ Zichzelf op aan de wereld, volgens dat (in de vierde eeuw pas definitief en officieel samengestelde) ‘Nieuwe Testament’.

    De ‘zin’ van dit alles was de idee dat mensen niet alleen geen beeldgoden meer moesten aanbidden – zodat er in de ongewisse hemelen alleen nog een woord-God overbleef – maar dat er aan die hemelen ook niet langer meer moest worden ‘geofferd’… de woord-God had met zijn laatste offer Zijn hele hemel weggeschonken.

    De eerste ‘christenen’ vierden dat en kwamen daarvoor samen in hun ‘ecclesia’… Grieks voor ‘volks- of straatparlement’… met (door ‘opzieners’ of ‘epi-skopos’) gevrijwaard spreekrecht voor iedereen zodat iedereen zijn ervaringen met en inzichten over de woord-God kon delen en toetsen aan de andere (gelijkwaardige) feestvierders tijdens die vieringen. Het waren echte feesten met brood en wijn (dus eten en drinken) en het waren ‘feesten’ die de afschaffing van de integrale offercultus door de oude Hebreeuwse woord-God herdachten met eten en drinken; dus ‘brood’ en ‘wijn’.
    ‘God’ vond dat het uit moest zijn met al dat offeren aan de hemelen. Wil je offeren? Ga je buurman helpen! Het leven moest een feest zijn, vond ‘God’. En dus werd er gevierd: leve de genade!

    Feest… met een feestrede: een ‘preek’ met de Blijde Boodschap dat God Zijn hemel gratisz weggeschonken had: gedaan met hemeloffers!

    De ‘woord-God’ had Zijn hele hemel weggeschonken. De eerste ‘ecclesia’ waren meer dan democratisch: zij waren rechtstreekse democratieën! Het is een gegeven dat ‘kerken’ (van quasi alle merken!) niet meer zo graag horen in onze dagen. En ook de oudtestamentische Hebreeuwse samenkomsten hadden al behoorlijk democratische reflexen gekend!

    Wat echter voor mensen van onze dagen – los van de vraag wat we geloven of niet – nauwelijks nog te vatten is aan die literatuur van de oude Bijbel is dat de ‘ongewisse hemelen’ niet ‘NIET LEEG’ konden zijn in het denken van de mensen (quasi allemaal!) in de gehele Antieke tijd en de Antieke wereld (zeker de Oriëntaalse en Mediterrane wereld) tot zelfs aan het einde van de Middeleeuwen!’
    De ongewisse hemel KON niet ‘leeg’ zijn’ in het denken van de mensen in de Oudheid.

    Het atheïsme is – als louter woord en als bewuste geestesstroming – geen ‘geloof’, zoals de auteur hierboven terecht zegt. Zeker: atheïsme is geen ‘geloof’. Maar het atheïsme is wél een hemelbetrachting! En die hemelbetrachting heeft de hemel ‘leeg’ verklaard.
    Echter: dat atheïsme is niet ouder dan ten vroegste de 16e eeuw! Het ‘begon’ in Frankrijk, overigens.

    Dat feit is verwarrend voor een goed begrip van de Bijbel. In de Oudheid was atheïsme zoniet quasi onbestaande, dan toch een uiterste zelfdzaamheid.

    En zie wat ons nu zo verward bij het lezen van de Bijbel: de oude Hebreeuwse ‘woord-God’ van de Bijbel werd sinds de (op-)komst van het atheïsme (16E-18e eeuw) steeds meer uit de Bijbel gelezen en begrepen als een anti-atheïst… terwijl geen enkele Bijbel-auteur tussen Mozes en Paulus ooit met ‘het atheïsme’ werd geconfronteerd. De ‘woord-God’ van de Bijbel staat in die oude heilige teksten dus enkel beschreven als een tegenpool van de ‘beeldgoden’: de onzienlijke ‘God’ versus ‘de beeldgoden’, terwijl wij ‘God’ steeds meer lezen als: ‘God’ versus ‘atheïsme’… ‘God’ als ‘anti-atheïst’.

    In de teksten van het NT gaat ‘God’ echter dood! De ‘Eeuwige’ wordt volgens die vertellingen ‘eindig’ (en dus natuurlijk ook weer eeuwig, anders zou het de Eeuwige niet zijn geweest die in die vertelling eindig was geworden!). ‘

    ‘Jezus’ (= ‘God’) wordt volgens die tekst verlaten door ‘God’… en dus wordt ‘God’ verlaten door ‘God’. Wie in deze ‘Jezus’ dus ‘God’ ziet… die maakt van de Hemelse ‘God’ een ‘God-verlater’. (‘God’ verlaat Jezus)

    Iedereen die ‘God’ verlaat is een ‘God-verlater’… en een God-verlater is een ‘a-theïst’ in de strikte zin van het woord. En dus is ook ‘God’ in dat verhaal – strikt genomen – een ‘God-verlater’ geworden… een ‘a-theist’ avant la lettre…. want het woord ‘atheïsme’ is nog maar goed 4 eeuwen oud.

    Daarop steunt de hele ‘Blijdschap’ van de ‘Boodschap’.

    Zodoende is de Bijbel als volgt (‘Modern’ of ‘postmodern) te definiëren: de ‘Bijbel’ is een bundeling van teksten die vertellen en bezingen over hoe ‘God de Onzienlijke’ op de wereld alle religie is komen afschaffen in een Antieke tijd en wereld waarin de hemel niet leeg kon zijn.
    In het Ouden Testament doet de woord-God alle beeldgoden verdwijnen; in het Nieuwe Testament doet Hij alle offercultus aan de hemelen verdwijnen. de oude ‘woord-God’ staat in de Bijbel dus beschreven als een ‘Atheïst’ avant la lettre… Hij schafte alles af wat religie maar kon zijn (beeldaanbidding in het OT, offercultus in het NT) in een Antieke tijd en een Antieke wereld waarin de hemel niet ‘leeg’ kon zijn in de gedachten van de mensen. (Kan de hemel vandaag leeg zijn in de gedachten van de mensen?)
    In wezen zegt de Bijbel dus: “Halleluja, ‘God’ is een a-theïst”.

    Gelooft ‘God’ dan niet in Zichzelf?
    Juist wél! Zoals elke atheïst gelooft ook God in Zichzelf! En Hij heeft er meer reden toe dan welke atheïst dan ook want Hij is één, eeuwig, volmaakt en onzienlijk… maar net als elke atheïst blijkt God in de Bijbel toch een… ‘God-verlater’ te zijn. Daar komt niemand omheen!

    Wij leven dus al enkele eeuwen in een wereld vol nutteloze tegenstellingen tussen ‘God-verlaters’ (atheïsten) en mensen die geloven in de ‘God-Verlater’ (christenen). Dat zeg niet ik… dat zegt… de goeie ouwe ‘Bijbel’!

    Halleluja, ‘God’ is een vrijzinnig!

  7. Leuk allemaal maar ik lees die boekjes nooit nimmer gedaan en zal er ook never aan beginnen.
    Ben geen god verlater mijn ouders hebben mij geleerd dat ik zelf moet nadenken.
    Ben inmiddels 75 en heb er nog geen moment spijt van ! Integendeel.
    Ik zag laatst Maarten van Rossem het prima verwoorden dat hij al jong had begrepen dat 98% van de mensheid volkomen krankzinnig is.
    Dat begint al met de poten van een paard te verheffen tot jawel benen (proest)

  8. Ik lees hele interessante dingen, maar zeggen dat je “bepaalde argumenten niet meer wilt horen”, kan bedenkelijke consequenties hebben. Het is een van de aanvalspunten (naast vele andere) vanwaaruit een totalitaire staat kan ontstaan. Dit werkt heel subtiel maar je leest ook in andere bladen en kranten : Dit willen we niet meer horen. En als mensen dat maar lang genoeg horen en lezen, gaan ze daadwerkelijk er wel voor oppassen om bepaalde dingen te zeggen en voila: de vrijheid van meningsuiting is met succes beknot. Als mensen bepaalde dingen niet meer gaan zeggen dan raakt die gewoonte ingesleten en dat leidt ertoe dat de generaties er na ook bepaalde begrippen niet meer kennen. Ik bedoel nu niet specifiek jullie onderwerp maar meer in het algemeen wanneer er gezegd wordt dat we “bepaalde dingen niet meer willen horen”. In de voormalige Sovjet-Unie en China wilden (en willen) ze ook “bepaalde argumenten niet meer horen”. Pas dus op met zulke uitspraken en loop niet mee met het elitaire gepeupel. Het is waar dat de argumenten die jullie niet meer willen horen, gezegd worden door niet bijster intelligenten. Maar ook zij mogen zich in een discussie mengen.

    • Ter verduidelijking: waar ik zeg dat de generaties er na bepaalde begrippen niet meer kennen, daar ben ik vergeten te vermelden dat het gebrek aan kennis van bepaalde (kritische) begrippen, koren op de molen is van totalitaire machthebbers want dan zijn die generaties er na dom gemaakt en dat gebeurt dus als je maar lang genoeg zegt dat je bepaalde dingen niet meer wil horen.

  9. Wat iemand nog wel of niet wil horen is helemaal niet relevant. Ieder heeft zijn eigen mening over het geloof, of je het nog horen/lezen wilt of niet. Als een open gesprek of discussie wilt, dan beperkt je die niet door bepaalde zaken in die discussie uit te sluiten. Doe je dat wel, dan getuigt dat in mijn ogen van je eigen beperktheid om met discussies om te gaan.

    Het is onomstotelijk vastgesteld dat het ‘goede’ van een religie volop wordt tenietgedaan door eigenbelang, separatisme, onderscheid en discriminatie. In teveel religies is de vrouw de ondergeschoven partij, mag je geen ander geloof aanhangen (met als straf de dood) en is een beeltenis van waar je in gelooft verboden.

    Het is te gemakkelijk om te zeggen dat je iets doet omdat het ‘zo in de [Bijbel/Koran/…] staat’. Dat zijn uitspraken van gemakzucht en aanduidingen dat je zelf niet meer nadenkt over wat er nu eigenlijk staat.
    Vooral het feit dat mensen die ogenschijnlijk hetzelfde geloof aanhangen maar totaal anders denken, geeft duidelijk aan dat een geloofsboek voor tweespalt (of meer onderscheid) zorgt.

    De 10 geboden zeggen bijvoorbeeld ‘Gij zult niet doden’, maar in een ander deel van de Bijbel staat dat een overspelige vrouw gestenigd mag worden. Dat strookt niet met elkaar en stinkt naar eigenbelang van de bedenker van de tekst.
    Het feit dat een vrouw in de kerk een hoofddeksel moet dragen en de man niet, evenzo. Tweespalt. De mannelijke schrijver vond zichzelf belangrijker dan zijn echtgenote.

    In mijn ogen is ieder geloofsschrift een verhalenboek waar je niet teveel waarde aan moet hechten.
    Stel je voor dat we de sprookjes van Jacob en Wilhelm Grimm (‘De gebroeders Grimm’) als geloofsboeken zouden accepteren, dan zien de meesten dat als heel raar terwijl de verhalen in de Bijbel minstens zo vreemd te noemen zijn. (Ik ken de Koran totaal niet, die is naar wat ik hoor, inhoudelijk niet veel anders dan de Bijbel: Onderscheid, tegenstellingen)

Geef een reactie op Ron Hofstede Reactie annuleren